Welkom

Aankomst in Rome

In de buurt van de fontein zet ik de fiets neer en ga er zelf naast zitten op de grond. Één en ander moet eerst even indalen. Zovele wegen, zovele mensen, zovele ervaringen, zovele gedachten, ze komen op dit moment allemaal bij elkaar. Geen andere fietser is er zo vroeg nog te zien. De aankomst is dan ook heel anders dan die aankomst, vele jaren geleden, in Santiago de Compostella. Toen waren er velen op het plein voor de kerk en kwamen op mij toe gelopen, om me te feliciteren. Hier gebeurt alles in jezelf en dat heeft ook wel wat. Ik wil graag dat er een foto van mij wordt gemaakt, ik zie erg weinig mensen, om dat te vragen. Dan zie ik een stelletje aankomen. Ja natuurlijk willen ze een foto nemen, maar waar kom ik vandaan is hun vraag. Dan vertel ik over mijn tocht.

Ervaring in Assisi

In de bovenkerk de prachtige en beroemde Beneden kerk. Daar is de crypte waar de restanten van Franciscus liggen. Het is daar heel stil en de ruimte wordt door een paar kleine lampjes verlicht. Voor het graf van Franciscus branden wat kaarsen. Ik ga zitten op een bankje en laat het allemaal op mij inwerken. Zoveel kilometers en dan ben ik er nu, het is onvoorstelbaar. Als ik achter de crypte omloop, leg ik mijn hand op één van de stenen en ga weer zitten. Dan koop ik zeven kaarsen. Een kaars voor een ieder die dat aan mij gevraagd heeft om te doen, de Franciscaanse monnik in het klooster van Bosco ai Frati, de terminaal zieke man op de camping van Tübingen, de campingbaas in Castel del Piano om maar wat te noemen. Maar ook kaarsen voor mijn dierbaren. Zelf mag ik ze niet aansteken, maar wel neerleggen in een fraai gevlochten mandje.

Een ontmoeting onderweg

En dan de ontmoeting met een Franciscaanse monnik in het klooster van Bosco ai Frati, een “verscholen kleinood” langs de route. Één van de priors van het klooster was St. Bonaventura, een vriend van Franciscus van Assisi. Ik sta met mijn volgepakte fiets even voor negen voor de deur, bel aan, maar er gebeurt niets. Even later stopt er een autootje en er stappen twee mannen in werkkleding uit. Ook zij bellen aan en even later gaat de deur dan toch open. Een monnik in een blauw grijze pij, waar de rafels aanhangen, staat in de deuropening. De mannen vragen in rap Italiaans iets en daarna ben ik aan de beurt. In mijn beste Italiaans vraag ik of ik het klooster mag zien. Ik kom uit Nederland en ben op weg naar Rome en Assisi. Hij denkt even na en stelt voor om in het Duits verder te spreken, hij komt oorspronkelijk uit Duitsland. Natuurlijk ben ik van harte welkom en hij wil graag iets over het klooster vertellen, maar hij is nu net bezig met een paar anderen, om de waterput schoon te maken. Ik mag wel even in de kloostergang op hem wachten. Na een tiental minuten komt hij met een paar zwarte handen weer bij me. Veegt zijn handen aan een dot poetskatoen af en steekt van wal. Hij vertelt wanneer het klooster gesticht is en door wie. Enthousiast vertelt hij dat Franciscus van Assisi dat was. Hij heeft hier gewerkt en gewoond. We dwalen door een aantal zalen van het klooster en de tuin. Samen gaan we naar de cel van Franciscus waar op het altaartje ook een lichtje brandt. En daar voel ik iets, hetgeen ik niet onder woorden kan brengen. Is het de serene sfeer, de rust, het besef dat de voeten van Franciscus hier ook gelopen hebben? Ik weet het niet. Maar het grijpt mij wel aan en samen, monnik en ik staan we een tijdje in gedachten verzonken.

De tocht naar Rome en dan verder naar Assisi en eindigend in Ravenna

was net zo bijzonder als het gaan naar Santiago.

Dagboek